GOOD BUT NOT GREAT

WATSON_00003420-047-659x440

Ondanks een klim op de geliefkoosde Alpe d’Huez, is het Nederlandse wielrennen weer terug op aarde. Het zat er natuurlijk onafwendbaar aan te komen maar supporters, landgenoten en journalisten hoopten tegen beter weten in dat Laurens ten Dam maar vooral Bouke Mollema, hun podiumplaatsen tot in Parijs zouden weten te behouden.

Dagenlang was er door de heren in het hooggebergte krampachtig aangeklampt zonder dat Mollema of ten Dam ook maar de illusie, laat staat een dreiging van aanvallen uitstraalden. Desalniettemin razend knap, maar je weet dan dat als de koers echte vragen gaat stellen, je de antwoorden weleens niet paraat zou kunnen hebben. Zonder het wiel van Froome of Contador fysiek te kunnen kiezen, bleken de verschillen in de tijdrit van gisteren, zelfs met twee bergen onderweg, snel en fors op te lopen. De 11e plaats van Mollema was nominaal prachtig. Het intrinsieke verschil van ruim 2 minuten (op 32 kilometer) echter te groot, merkten Tourwinnaars Jan Janssen en Joop Zoetemelk in De Avondetappe (waar Mart Smeets – eerlijk is eerlijk – het goed doet) terecht op: ‘Dat had één minuut moeten zijn’.

Mollema (op 2:55) en LTD (6:41 achter op klassementsleider Froome) speelden vandaag rond en op de berg die tussen 1976 en ’89 maar liefst acht (8) maal een Nederlander zag zegevieren, in meer en mindere mate bijrollen. Mollema zag zijn achterstand op de Gele truidrager oplopen tot 8:58 (en dat was nog 1:44 toen hij tweede stond) en we moeten vrezen dat zijn huidige 6e plaats niet het einde van zijn stap terug zal zijn.

Ploeggenoot Robert Geesink vond zichzelf in 2010 in een vergelijkbare positie. Hij haakte ook vaak, op hangen en wurgen, aan en werd beloond met een 6e plek in Parijs (die later op papier 5e werd toen Contador zijn winst werd afgenomen). Geesink, inmiddels rondrijdend als luxe knecht, finishte vandaag met Mollema (op 6:13 na de winnaar) en hield er een uitstekend contract aan over. Oud-sponsor Rabobank, zo is afgesproken, (over)betaald hem tot einde contract, jaarlijks bijna 1 miljoen euro. Het is een bezopen beloning maar zal wel marktconform zijn en deze tour en mediabelangstelling zullen Mollema en ten Dam geen windeieren leggen.

Nu we het glas half leeg hebben gedronken, is datzelfde glas natuurlijk ook halfvol en als we Mollema mogen geloven, zit daar echt niets stimulerends in. Jan Janssen wist dat zelfs zeker. Het wielrennen in Nederland leefde weer en ‘we spraken weer eens een woordje mee’. Bescheidenheid is wel gepast in dit enthousiasme. Journalist Bert Wagendorp vroeg Zoetemelk of hij zich herkende in het fietsen van Mollema. Joop zag wel overeenkomsten:  ‘Hij volgt net als ik’ (Jan Janssen heerlijk ad lib: ‘Joop loste nooit’) maar we praten hier wel over onvergelijkbare grootheden. Zoetemelk moest alleen zijn meerdere erkennen in Eddy Merckx en Bernard Hinault (en won zijn tour enigszins gelukkig toen Hinault in 1980 moest opgeven) maar kon wel degelijk aanvallen. Alleen al in de tour die hij had moeten winnen (’76 tegen van Impe) liet hij dat veelvuldig zien. Hoop niet dat Mollema, die steeds spartelt aan de kont van de kopgroep, op zijn beurt straks zegt, zichzelf te spiegelen aan het rijden van Joop Zoetemelk.

Waar ze ook eindigen, Mollema en ten Dam mogen met nog drie (3) dagen te gaan nu al terugkijken op een mooie, memorabele Tour. Ze hebben maximaal gepresteerd. Meer zat er niet in en ook volgend jaar zal men heel tevreden mogen als Nederland een top tien klassering ten deel valt. De Engelsen hebben een treffende typering die ik ze recentelijk, wat mij betreft dubieus, op Zlatan Ibrahimovic hoorde toepassen ‘Good but not great’ maar die voor het Nederlandse wielrennen in het algemeen, en deze jaargang Bauke Mollema in het bijzonder wel dekkend is.

Robert Leon ©

bettiniphoto_0149661_1_full_670